De onstaansgeschiedenis van deze korte stukjes heb ik hier al uit de doeken gedaan.
Dit stukje werd eerder gepubliceerd in Gierik & NVT jaargang nr. 27 winternummer 105, 2009 en in Plebs nr. 11, voorjaar 2010.
Waar
In het beeld dat ik te zien krijg zit ik op mijn knieën, handen op de rug. Mijn neef zit naast me. We huilen. Mijn grootvader bralt en spuwt woorden in onze richting maar dwingt ons vooral in de emmer te kijken die voor ons staat. Mijn grootvader is dronken, de emmer is gevuld met water en hondenjongen. Sommigen spartelen om aan de oppervlakte te blijven, anderen drijven.
Een herdershond ligt te janken met haar bek vol bloed. Mijn grootvader heeft al haar tanden uitgerukt met een tang toen ze haar jongen wou verdedigen. Hij roept allerhande over gehoorzamen en over het laten van dingen doen die hij niet apprecieert.
Ons gezin heeft nooit een herdershond gehad. Dat van mijn neef ook niet. En toch weet ik niet of dit beeld herinnering is of droom. Of het perversiteit is of waanbeeld of trauma of hersenspinsel.
En als het waar is, zijn er dan nog van die dingen?