Een tijd geleden stuitte ik, onder het uitmesten van mijn computer, op enkele korte stukjes proza die ik geschreven heb toen ik vijftien à zestien jaar oud was.
De stukjes liepen over van puberpathos en zijn tekstjes die ik nu nooit of te nimmer meer zou schrijven wegens te jankerig en blubberig. Ik geloof echter in opgroeien in publiek. Het is waar: men kan veranderen qua toon en stijl, maar dat mag publicatie niet in de weg staan. Er zijn mensen die pathetiek wel kunnen smaken.
De enige reden waarom ik een schrijfsel zou kunnen weggooien is gebrek aan kwaliteit. Omdat ik bij deze stukjes met de beste wil van de wereld zelf niet kon bepalen of ze nu goed of slecht waren, besloot ik dat oordeel over te laten aan de redacties van enkele literaire tijdschriften.
De stukjes werden aangenomen en gepubliceerd door enkele van die magazines. Ik was mijn handen in onschuld.
Als ik me niet vergis was het Guy commerman, redactiesecretaris van Gierik & NVT die de stukjes “Literaire cartoons” doopte. Een literair genre waarvan ik het bestaan niet bevroedde.
Ik geef hier alvast de eerste mee, die gepubliceerd werd in Schoon Schip, jaargang 16 nr. 4, December 2009.
RTT
De man (of jongen, zo u wil) stapt op de trein. Hij wurmt zich door de aanwezige treingangers en stopt uiteindelijk op een stukje trein dat nog niet bezet is door pubers of bejaarden. Hij grijpt een bagagerek vast teneinde zich staande te houden wanneer de trein vertrekt.
Zijn gsm rinkelt. Het laatste nr. van Spears, er door zijn vriendin opgezet.
“Hallo?”
De man luistert. Er wordt gepraat.
De trein stopt te lang op bepaalde plaatsen. Mensen worden opzij geduwd door andere mensen. Bejaarden blijven zitten tot het vehikel volledig stil staat om dan te panikeren dat ze er niet op tijd af zullen raken. De rest gaat niet voor hen uit de weg. Dat zouden de bejaarden zelf ook niet doen.
Het bureau is netjes. Er is niets om rommel mee te maken. De dag verloopt volgens plan. Werk wordt verzet door iemand die nog vervangbaarder is dan de navulverpakkingen met vreemd roosruikend zeeppoeder in de werknemerstoiletten. Iemand met een uur lunchpauze op een afgesproken moment.
De avondlijke treinreis verloopt in spiegelbeeld met die van de ochtend.
De man komt thuis en luistert nog steeds naar wat gezegd wordt tot de stem plots vraagt:
“Dit is toch Marjan?”
“Nee.”
“Ach, dan ben ik verkeerd verbonden. Sorry voor het storen.”
“Geen probleem.”
De man legt af en sluit zijn gsm aan op de daartoe bestemde adapter.
De man heeft veel adapters.
Pingback: Een korte scène ter verheffing van het volk– Literaire cartoon | Peter Moerenhout
Pingback: Licht breekt | Peter Moerenhout
Pingback: Sire | Peter Moerenhout
Pingback: Beide kanten, andere medailles | Peter Moerenhout