De uitleg over het ontstaan van deze literaire cartoons kan u hier lezen.
Dit stukje werd gepubliceerd in Schoon Schip jaargang 16 nr. 4, December 2009.
Sire
De koning sprak, iets wat hij niet veel meer deed op de respectabele leeftijd die hij reeds bereikt had. Hij sprak over rompen en botten en modder en bloed. En een niet te overschatten hoeveelheid vlees.
Zijn dorre keelgeluiden dansten in innige omhelzing met het kraken van de houten planken aanwezig op de zolder. Stof dwarrelde, zweefde, mooi kleurend bij ‘s konings ogen. Het wit al geel, het zwart al dof.
De iris zo verbleekt als de kroon op zijn grauwe haren.
De koning keek. Keek om zich heen, met krakende nek en piepende longen, en zag slechts stralen van licht die als dolkstoten door het verweerde dak heen de duisternis verwondden.
De koning keek en zag dat zijn publiek bestond uit slechts een oude nar. Een zak rimpels gehuld in fluo – vaandels, lichtjes rinkelend wanneer hij instemmend knikte.
De koning keek en zag en sprak: “Klote.”