Interview: Nate Powell

Dit interview werd eerder gepubliceerd op 4 maart 2011 op Brainfreeze: “Gedachten over comics koel geserveerd”.

Nate Powell is een Amerikaans stripmaker met een uitgebreid palmares. De man maakt punkmuziek, heeft tal van stripboekjes uitgegeven in eigen beheer, schreef voor televisie en werkte als sociaal assistent met mensen met een verstandelijke beperking.

Powell brak door in Amerika met de strip “Swallow Me Whole”, die tal van prestigieuze prijzen weggekaapte en aan de lopende band vertaald wordt. Uitgeverij Sherpa bracht onlangs een Nederlandstalige versie uit: “Verzwelg me!”. Het boek brengt het verhaal van twee opgroeiende pubers die niet alleen te maken krijgen met dagdagelijkse groeipijnen maar ook met mentale stoornissen. Met één van hen, Perry, lijkt het de goede kant op te gaan. Zijn zus Ruth echter, glijdt langzaam af richting pure waanzin. Het is een vrij duister boek geworden, niet (of juist wel) bestemd voor gevoelige zielen.

Een breed uitwaaierend gesprek met een man die van vele markten thuis is.

Nate, je maakt muziek en je maakt strips. Hoe ben je bij die specifieke disciplines terecht gekomen?

Ik ben strips beginnen maken rond 1990. Ik moet toen zo’n twaalf jaar oud geweest zijn. Ik maakte ze met een vriend van me en tegen 1992 begonnen we ons werk serieus te nemen en zelf te publiceren. Dat was op exact hetzelfde moment dat we onze eerste band oprichtten. De twee bestonden echter voor vele jaren helemaal gescheiden van elkaar.

Toen ik in mijn tienerjaren kwam evolueerde het stripmaken meer naar korte strips die ik integreerde in magazines die ik schreef en publiceerde. In die magazines stonden veel artikels over de punk rock en de subcultuur daar rond. Er was dus wel een relatie tussen de twee maar ze groeiden min of meer parallel met elkaar op.

Beïnvloed de ene discipline de andere? Misschien qua thematiek?

Tot vijf jaar geleden zat er in mijn strips vrij veel thematiek vanuit de punkcultuur: bands, het leven op tournee, enzovoort.

In termen van emotionele inhoud en de manier van overbrengen liggen de twee echter zeer ver uiteen. Ze zijn, wat die zaken betreft, bijna tegengestelden van elkaar.

Mijn stripwerk heeft de neiging om wat specifieker en concreter te zijn qua inhoud. De teksten die ik schrijf voor liedjes zijn vager en minder gedefinieerd.

Beiden zijn heel bevredigend om te doen omdat ze andere doeleinden hebben.

Je band “Universe” staat op Myspace onder het genre “trash-punk”. Voel je nog steeds de rechtgeaarde woede die vaak geassocieerd wordt met punkmuziek?

Zeker! Ik zou zelfs zeggen dat ik nu kwader ben dan ik ooit geweest ben. De inhoud van de songs van “Universe” is pessimistischer dan van gelijk welke van mijn voorgaande bands.

Ik heb met mijn vorige band “Soophie Nun Squad” drie keer opgetreden hier in Leuven en dat was een band met veel meer humor. Er kwamen ook kostuums aan te pas en we speelden met publieksparticipatie en zo. “Universe” is echter een band waarin ik me uitdruk over het verlies van jeugdige idealen en mijn perspectief op menselijke relaties. Ik zou die negatieve sfeer misschien niet noodzakelijk omschrijven als “woede”. Ik denk dat het meer om spijt en tristesse gaat.

Draait punk niet ook om de wil tot het veranderen van dingen? Kan dat niet als idealisme gezien worden?

Zeker. Idealisme is wat punk onderscheidt van gewone rock. In termen van stijl is punk het onderdeurtje van de muziek. Punk heeft niet echt normen qua stijl. Het gaat dus om iets meer. Om de inhoud.

Voor mij draait het om energie. Om het vinden van de energie om idealistisch te blijven. Het gaat om het zien van de wereld in een menselijk perspectief. En dat menselijke perspectief helpt je dan om te weerstaan aan zekere vormen van macht en controle die de maatschappij over ons uitoefent.

Michael Jackson en Justin Timberlake worden aangehaald als invloeden. Is dat een grapje?

Het is een beetje als grap bedoeld maar eigenlijk zouden veel van de baslijnen rechtstreekse afstammelingen kunnen zijn van die op Michael Jacksons album “Off The Wall”.

Het komt als een grapje over maar er zit een grond van waarheid in.

Je hebt ooit sketches geschreven voor een humorprogramma “Fun and Games”.

Dat was in de jaren 90 en met dezelfde mensen als waar ik muziek en strips mee maakte.

We hadden een kleine, lokale sketch show en we schreven, filmden, produceerden en acteerden allemaal om de beurt.

Je loopt blijkbaar hoog op met de “Do It Yourself” filosofie.

Als tiener is alles eigenlijk een kwestie van “Do It Yourself”. Als je iets wil verwezenlijken is het zeldzaam dat je echt hulp krijgt. Je vindt dus vanzelf manieren uit om dingen snel gedaan te krijgen.

Naarmate je ouder wordt en je ontdekt dat je nog altijd dingen zelf kan verwezenlijken, misschien zelfs nog beter, dan geeft dat een gevoel van opwinding. Een gevoel dat je je doelen zelf kan verwezenlijken als je dat wil.

Hebben het schrijven van die sketches en het acteren je geholpen in je ontwikkeling als stripmaker?

Even denken. In die tijd dacht ik daar niet echt over na. Die dingen stonden los van elkaar. De meeste van die sketches werden ter plaatse geschreven en in één dag opgenomen en ’s nachts monteerden we dan nog eens alles. Het heeft me dus waarschijnlijk wel geholpen om verhalen en scènes van punt A naar Z in goede banen te leiden.

Je moet schrappen wat niet past en overhouden wat essentieel is. Het heeft dus zeker invloed gehad op hoe ik met narratieven omga.

Je hebt als sociaal assistent gewerkt met volwassenen met een verstandelijke beperking. Had dat zijn wortels in idealisme?

Wel, mijn broer, Peyton, leidt aan autisme en nog een hele hoop andere beperkingen. Dat was de grootste invloed op die keuze.

Hij functioneert op een hoog niveau. Hij leeft en woont onafhankelijk en heeft een fulltime baan en zo. Maar mijn hele jeugd en leven werd natuurlijk zwaar beïnvloed door het feit dat Peyton mijn broer was.

Toen ik ongeveer twintig was kwam er een oude vriend van hem op bezoek en die vertelde me dat hij met mensen met een verstandelijke beperking werkte. Zijn ervaringen met Peyton hadden hem daartoe geïnspireerd. Ik realiseerde me toen dat ik een unieke kijk op dat soort zaken heb en dat ik heel geschikt zou zijn voor zo’n baan.

Ik ging er dan ook voor en het bleek dat ik er inderdaad echt goed in was. Het voelde ook zoveel beter aan dan gewoon werken in een restaurant of in een ijscrème bar.

Die job was heel divers en kon soms echt wel deprimerend en vermoeiend zijn. Een jaar en half geleden ben ik gestopt met die baan omdat ik kan leven van mijn werk als stripmaker. Ik ben heel dankbaar dat dat mogelijk is maar als ik ooit weer terug moet naar dat soort werk dan zou ik dat niet spijtig vinden. Het is een geruststelling dat dat nog steeds positief aanvoelt.

Je tekent strips en maakt muziek sinds je twaalfde levensjaar. Zie je die zaken dan niet meer als hobby’s dan als een beroep?

Een hele hoop van mijn vrienden die opgroeiden in de punkscène hadden de aspiraties om professioneel muzikant te worden. Sommigen zijn daarin geslaagd.

Ik heb eigenlijk nooit veel technische bagage gehad wat muziek betreft. Muziek was, en is nog steeds, enorm belangrijk voor mij op een emotioneel en sociaal niveau en als manier om dingen uit te drukken.

Ik heb nooit het verlangen gehad om muziek te maken om den brode. Hoe meer ik er mee verdien, hoe ongemakkelijker ik me voel. Met geld komen ook de beperkingen.

Strips maken is iets anders. Ik heb altijd al van strips mijn beroep willen maken. Gedurende vele jaren leek dat een onmogelijke droom. Ik was er eigenlijk al lang van overtuigd dat het met strips nooit zou lukken en daar had ik geen problemen mee. Het was zelfs een geruststelling want toen pas besefte ik dat ik sowieso mijn leven lang strips zou maken. Dat strips maken iets is dat gewoon bij mij hoort.

En nu kan je ervan leven. Je werk verschijnt zelfs in het Nederlands godbetert! Betekent dat iets voor jou of is het gewoon het volgende taalgebied dat je verovert?

Het betekent veel voor me. Ik had de mogelijkheid van vertalingen zelfs nooit verwacht tot enkele maanden na de publicatie van “Swallow Me Whole” in de VS.

En nu leer ik de mensen kennen die zich bezig houden met die vertalingen en bezoek ik de landen waarin mijn strip uitkomt. Het is zeer interessant om de verschillen te zien op het gebied van uitgeven: het formaat, de oplage, de manier van distribueren. Ik ontdek nieuwe culturele context aangaande wat strips kunnen betekenen in België of Frankrijk of Italië.

Het heeft mijn begrip en manier van kijken naar strips enorm verruimd om dat van dichtbij te mogen meemaken. Het is een fantastische ervaring.

De twee hoofdpersonages in “Swallow Me Whole”, broer en zus Ruth en Perry, steken continu de lijn over tussen realiteit en droom of duiken zelfs de regelrechte waanzin in. Kan het zijn dat die elementen van het verhaal gebaseerd zijn op je werk in de sociale sector?

Dit wordt een ingewikkeld antwoord. De inhoud van de strip is zeker beïnvloed door die job. Toen ik het boek maakte had ik echter heel veel problemen met zaken die ik rechtstreeks op die tijd in mijn leven gebaseerd had. Ik probeerde dus heel voorzichtig te zijn. Ik wou het leven en de situatie van bestaande mensen niet uitbuiten.

Er is wel een uitzondering. Het personage van de grootmoeder leidt aan heftige waandenkbeelden en de meeste daarvan zijn rechtstreeks gebaseerd op de waandenkbeelden die mijn eigen oma had tijdens de laatste maanden van haar leven.

Mijn oma heeft twintig jaar lang gevochten tegen kanker die steeds verdween en weer terug kwam. Er vond een neurochemische reactie in haar hersenen plaats als gevolg van een medische behandeling. Daardoor leed ze in haar laatste maanden aan die waandenkbeelden.

Het was heel verontrustend om een persoon die je kent en die, buiten wat problemen met depressie, altijd mentaal gezond geweest is, zo te zien veranderen. Dat heeft een diepe indruk op mij nagelaten.

Perry en Ruth hebben ook van die waandenkbeelden. Perry praat tegen het poppetje van een tovenaar op zijn potlood en Ruth dicht menselijke trekken toe aan insecten. Dat gegeven wordt in recensies vaak aangehaald als metafoor voor de pubertijd. In de strip blijft alles echter zeer ambivalent, alsof je de lezer zelf wil laten beslissen.

Is het belangrijk voor je om de lezers aan het denken te zetten?

Heel belangrijk. Daarom is het einde van de strip ook zo vaag. Als je een verhaal leest met zoveel subjectieve gegevens dan is het volgens mij belangrijk om respect op te brengen voor de personages. Je moet ervan doordrongen zijn dat, als zij dergelijke onrealistische dingen beleven, dat voor hen wel de realiteit is. Zelfs al vermoeden ze zelf dat ze een waanbeeld of een hallucinatie beleven, dan blijft het wel iets dat ze echt meemaken.

Er gebeurt natuurlijk van alles rond hun ontluikende mentale stoornissen maar er zit veel meer in de subtekst. De strip gaat over relaties en hoe die veranderen, vooral tussen Perry en Ruth. Het verhaal draait ook over hun relatie met hun familie en hoe hun omgeving reageert op hun situatie.

De focus voor mij was ook het gegeven van sociale stigma’s. De definitie of de kijk van iemand op iemand anders veranderd van zodra bepaald gedrag benoemd wordt als een mentale stoornis.

In het verhaal krijgt Perry een andere diagnose dan Ruth en je ziet hoe de mensen in hun omgeving hen vervolgens ook anders gaan behandelen. Maar het gaat hier over mensen. Over pubers.

Ruth en Perry willen serieus genomen worden. Zo groeit er bij Ruth een zeker politiek en sociaal besef, dat absoluut niet waanzinnig of irreëel is. Maar er wordt wel anders op gereageerd door haar omgeving nadat ze gelabeld wordt met het stigma van een geestelijke stoornis.

Op een bepaald moment raakt ze verwikkeld in een discussie met een leerkracht en komt ze tot zeer diepzinnige religieuze inzichten en argumenten. Die zijn eigenlijk gewoon waar en hebben hun wortels in reële politieke en sociale ongenoegens maar iedereen veegt die van tafel wegens haar stoornis.

Ik heb die scène zo geschreven dat ook de lezer de neiging zal hebben om die dingen weg te wuiven. Daarin zit zeker een uitdaging voor de lezer. De uitdaging om waardigheid en menselijkheid te verlenen aan mensen met zo’n aandoening. Om te beseffen dat, zelfs als iemand aan zo’n stoornis leidt, die toch nog verstandige ideeën en argumenten kan bedenken. Dat die mensen echte emoties beleven.

Dat zijn toch dingen die ik mijn publiek wil meegeven.

Je wil dus niet enkel entertainen.

Om eerlijk te zijn had ik niet de bedoeling om te entertainen. Moest dat mijn enige drijfveer zijn, ik zou iets anders doen.

Ik hou van tekenen en verhalen vertellen maar als puntje bij paaltje komt ben ik alleen geïnteresseerd in het overbrengen van de dingen waarvan ik vind dat ze gezegd moeten worden.

Die instelling leidt echter vaak tot slechte verhalen. Ik heb heel hard gewerkt om mijn verhaal te doen werken, om het aangrijpend te maken.

Wanneer je een punt wil maken doe je dat beter op een entertainende manier.

Daar komt het op neer. Daar heb ik veel in geïnvesteerd.

De strip heeft vele prijzen gewonnen. Bestaat er voor jou een leven voor en een leven na “Swallow Me Whole”?

Ik had die prijzen totaal niet zien aankomen en was heel geflatteerd toen ik ze kreeg. Maar om eerlijk te zijn, buiten het feit dat ik nu volledig van strips kan leven, is er niets veranderd.

Het feit dat ik nu van strips kan leven komt eigenlijk zelfs omdat ik aan enkele projecten bezig ben die al in de pijplijn zaten nog voor “Swallow Me Whole” uitkwam.

Ik reis iets meer dan vroeger en het verast me dat ik met zoveel mensen kan praten over een verhaal dat me zo nauw aan het hart ligt. Maar buiten die dingen is mijn leven exact hetzelfde gebleven.

Is dat een goede zaak?

Eigenlijk wel. Het maakt dat mijn leven zich op een natuurlijk tempo kan ontvouwen. Er zijn belangrijkere dingen in het leven en het stelt me gerust dat het maken en promoten van strips nog steeds niet overheerst.

Je werkt momenteel aan drie stripprojecten. Kan je ons daar wat meer over vertellen?

Het eerste heet “Any Empire” en komt volgende zomer uit. Het is een boek over geweld. Specifieker nog: het gaat over de typische fantasie of mythe die in Amerika rond geweld hangt. Dat was vooral zo in de tijd van president Reagan in de jaren 80 en dat heeft heel sterk geleefd tot 9/11. Nadien is het wat verminderd.

In het boek worden drie personages gevolgd vanaf hun kindertijd. Ze leven alle drie in hetzelfde stadje en het verhaal exploreert hun verschillende perspectieven op geweld en fantasie. Naarmate ze ouder worden, wordt er ingezoomd op hoe ze de conflicten in hun relaties oplossen. Al dan niet op agressieve wijze.

Er zitten ook wat moordmysteries à la “Nancy Drew” in.

Om het entertainend te maken?

Correct! (lacht)

Een ander project “The Silence of Our Friends” wordt geschreven door Mark Long en Jim Demonakos.

Dat klopt. Het wordt een gefictionaliseerde vertelling van iets dat Mark Long is overkomen. Hij groeide op in Texas. Het verhaal vindt plaats in 1968, in de maand voorafgaande op de moord op Martin Luther King Jr.

De vader van Mark was een journalist voor “Houston News” en het verhaal zoomt in op zijn ervaringen en die van zijn familie. Een vriend van Marks vader was een extreme militant voor de zaak van de zwarten. Het verhaal gaat over hoe die mensen in die tijd omgingen met raciale kwesties, over burgerrechten en sociale controle. Daardoor speelt een deel van het verhaal zich ook af in een rechtbank. Maar het gaat vooral over de twee families van deze twee vrienden en hoe de relaties tussen die twee een andere invulling krijgen onder invloed van alle sociale veranderingen.

Het boek zou in 2012 moeten verschijnen.

En “Year of the Beast”?

Daar ga ik net aan beginnen. Het is eigenlijk een roman voor tieners en tussen de hoofdstukken in zitten strips.

Die strips zijn avonturen die de personages uit het boek in hun fantasie beleven. De personages duiken in de strips op als versies van beesten en monsters uit de Griekse mythologie.

Het is een heel duister verhaal en het gaat vooral over de woede die je als puber beleeft en over wat tieners voelen als iemand plots overlijdt.

Het gaat over de extreme emoties die tieners kunnen beleven, over hoe ze zich compleet onheus behandeld kunnen voelen.

Ik heb het script al eens volledig gelezen en ik moet het nog veel dieper ontleden de komende weken maar ik ben er heel opgewonden over.

Ook dit project wordt door iemand anders geschreven: Cecil Castellucci.

Klopt. Ze heeft al heel wat boeken voor kinderen en tieners geschreven. Ze is het beste gekend voor de strip “The Plain Janes” dat ze met Jim Rugg maakte en die bij Minx uitkwam.

Waarom schrijf je niet gewoon je eigen materiaal? Je hebt bewezen dat je dat kan.

Ik heb altijd al tussendoor met schrijvers gewerkt. Ik werk soms met mijn vrouw, Rachel Bormann. We plannen zeker ook nog strips samen te maken.

Werken met een schrijver creëert een heel ander denkproces. Het is een heel andere ervaring. De schrijver kan iets aanleveren als een prozawerk waar dan, heel vrij, een strip van gemaakt wordt, of hij of zij levert een zeer strak, gecontroleerd scenario af.

Het voordeel is dat het creatieve proces en het denkproces zo verschillend zijn dat het voor mij mogelijk is om te werken aan een strip die volledig van mij komt en een strip op scenario van iemand anders.

Het werkt op een andere manier bevredigend dan eigen werk.

Daar hebben wij enkel nog aan toe te voegen: hoe meer werk van de hand van Nate Powell, hoe beter. Bedankt voor dit gesprek.

Dit bericht werd geplaatst in Interviews, Tekst en getagged met , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s