“Perpetuum Mobilehome” is een (zeer) kort verhaal, dat misschien niet eens te classificeren valt onder die term. Eerder is het een schets van een gevoel of een sfeer. In één ruk geschreven in het Vooruit café tijdens de eerste uren van de mottigste periode uit de laatste twee jaar van mijn leven.
Alles gaat ok nu, bedankt voor uw bezorgdheid.
Ik vond niet meteen een goede titel en besloot de onnozele kloot uit te hangen door de meest obscure en literair en/of taalkundig zo masturbatoir mogelijke titel te bedenken om zodanig te zien of dat wat zou uitmaken qua publicatiemogelijkheden.
De tekst werd in licht gewijzigde versie gepubliceerd in Weirdo’s en Op Ruwe Planken en komt, als alles goed gaat, in het volgende nummer van Plebs.
Perpetuum Mobilehome
De lucht lijkt nodig te moeten regenen maar blijkt er niet toe te komen. De zon wordt gehinderd door wolken maar wringt zich af en toe toch in de belangstelling.
Twee geliefden likken elkanders lippen, dromend van diegenen die ze echt kussen willen. Een vogel fluit hen toe maar mist de juiste toonaard op een haartje na. De juiste noten zijn al lang schaars goed.
Een vrouw laat zich voorttrekken door een vers kind met een oud brood in de handjes. De eenden zijn onvindbaar, de moeder hoopte ooit dat het kind haar leven zin zou geven. Het toekomstige zittenblijvertje huilt omdat een tand weigert erdoor te komen.
Een hond probeert halsstarrig de aandacht van zijn baasje te trekken. Het baasje blijft recht in de zon staren. Hij knippert amper met zijn ogen.
Iemand die ik niet kan zien roept wanhopig iemand anders. Er komt geen antwoord. De stem probeert nog een paar maal, met of zonder resultaat, en zwijgt.
Een jonge kerel met dreadlocks, idealen en veel te dure lompen staat te jongleren. Eén van de kegels mist doel en splijt zijn lip. Zijn pijnkreet wordt overstemd door een toeterende wagen in de verre verten.
Een wulps maagdje leest zo krols mogelijk een boek dat iets te moeilijk is voor haar. Haar lijf kronkelt loom op een dekentje. Ze trekt haar zomerjurk een eindje naar omhoog zodat nog iets meer melkwit dijvlees uitdagend komt piepen. Geen ziel die het ziet.
Een heer met stoffige snor die vanochtend zijn vrouw, na vierenveertig jaar huwelijk, ter aarde heeft besteld steunt op een bank en bestudeert zijn handen.
In het geval hij daarover morgen overhoord zou worden, zou hij buizen. Hij betreurt dat niemand nog zal opmerken dat haar linkerpink scheef staat, waarna hij kan vertellen over hoe ze die brak tijdens hun eerste fietstocht samen.
Een allochtoon met donslip zoekt iemand die hij van racisme kan betichten. Een spinster die de bloei voorbij is verlangt naar hem, maar vreest dat ze zelfs de besnorde weduwnaar niet krijgen kan.
De lucht verzamelt stof. Het lijkt alsof het nooit meer tot regen zal komen. De hemel lacht ons allen dofjes toe.
Het park ligt er verslagen bij. Iets wint terrein, iets anders verliest het. Er wordt echter geen nieuw gebied ontgonnen.
Prachtig!
Bedankt.
ongelooflijk hoeveel waarheid hierin vervat zit
Bedankt!
steeds weer opnieuw moet ik eens glimlachen na het (intussen ontelbare keren) lezen van de tekst, zie mezelf zo zitten in de Vooruit 🙂
Dank voor de glimlach. En tot in De Vooruit eens.