“Finder” is geen normale comic. De reeks wordt al 15 jaar geschreven, getekend, geïnkt en geletterd door één en dezelfde vrouw, het is een indie strip die al zeven nominaties voor één van de belangrijkste Amerikaanse stripprijzen, de Eisner Awards, in de wacht sleepte en tot voor kort verscheen de reeks volledig in zwart-wit. De maakster, Carla Speed McNeil, is het perfecte voorbeeld van iemand met visie en genoeg koppigheid om haar eigen ding te blijven doen wars van alle trends. Meer nog: ze heeft zoveel talent dat de stripwereld niet rond haar heen kan kijken en haar de lof moet toedichten die ze verdient. Scott McCloud noemt “Finder”: “The best comic you’ve never read.”, Warren Ellis is een fan. Nu u nog.
Moesten we strikt zijn dan zouden we de reeks sciencefiction noemen, maar genres zijn slechts door marketing en oogkleppers gehanteerde labels en “Finder” is zoveel meer. McNeil zelf noemt haar reeks “Aboriginal science fiction”. Die vlag dekt de lading al wat meer, maar is wat mij betreft nog steeds ontoereikend om de reeks te duiden. De strip speelt zich inderdaad de toekomst af, maar verwacht geen laserpistolen, ruimteschepen, tijdreizen of andere Darth Vaders. We spreken hier over een vrij dystopische toekomst, de overblijfselen van een beschaving die op technologisch gebied duidelijk ooit verder stond dan de onze, maar die nu gedevalueerd is naar een maatschappij die een deel van de eigen technologie niet eens meer begrijpt of kan repareren.
In “Finder” leven de mensen in grote overkoepelde steden of zwerven ze daarbuiten rond in nomadische stammen. “Mensen”, zeg ik, maar de wereld wordt evengoed bevolkt door intelligente hybrides van mens en dier. De bevolking leeft onderverdeeld in klassen die elk hun eigen tradities, klederdracht en gewoontes hebben. Zelfs de meeste jobs zijn voorbehouden voor mensen van een bepaalde klasse.
In die beide gegevens, sociale omgang en technologie schuilt de kracht van “Finder”. De invloed die technologie op maatschappij heeft en omgekeerd is de kern van “Finder”: websurfen terwijl je slaapt, vliegende camera’s die ongelimiteerd beelden schieten van alles en iedereen en daar films van maken, media moguls die, met gebruik van jouw virtuele evenbeeld en zonder je iets te vragen of te betalen pornofilms verkopen met jou in de hoofdrol, dit soort toestanden zijn bon ton in deze toekomst.
Zeer interessant allemaal, maar daar houdt het niet op. “Finder” gaat over omgaan met elkaar en andere culturen. Het botsen van gebruiken, onbegrip voor wat anders is en onwetendheid of juist nieuwsgierigheid naar elkaar: allemaal aanwezig.
Dit soort thema’s zijn natuurlijk niet nieuw maar McNeil slaagt erin om extreem origineel te zijn in het bedenken van de culturele aspecten van de verschillende klassen en stammen en de toepassingen van de futuristische technologie. Ze gaat ook in de clinch met onderwerpen die andere strips vaak uit de weg gaan zoals racisme en vooral ook seks. “Racisme”, zegt u, “dat komt toch voor in vele strips?” Dat is waar, maar doorgaans gebeurt dat op een veilige en betuttelende manier genre “racisme is stout”. McNeil bekijkt elk onderwerp van verschillende kanten en stelt de vragen die een ander niet durft stellen.
De oplettende lezer heeft door dat ik nog geen personages besproken heb. Dat komt omdat er: a. veel te veel zijn en b. in elke nieuwe verhaalcyclus andere steden, personen of gebieden besproken worden. Er is wel een soort hoofdrolspeler, een enigmatisch man genaamd Jaeger, die in alle verhalen voorkomt maar hij dient in sommige verhalen slechts als rode draad. In bepaalde cycli komt hij amper enkele pagina’s voor.
Ook dat is een bewijs van de kracht en gedurfdheid van de reeks. McNeil schrijft en tekent waarover ze het op dat moment wil hebben en gebruikt de fictieve wereld die ze stap voor stap opbouwt als haar canvas. Dat is ook de reden dat de term science fiction niet toereikend is. Elk verhaal in de reeks valt onder te verdelen in een ander genre: romantiek, een moordmysterie, fabels en sprookjes, een (zeer eerlijke) psychologische ontleding van het karakter van enkele vrouwen, enzovoort.
McNeil hanteert een prachtige stijl met volle lijnen en rasters die je doet vergeten dat je een zwart-wit strip zit te lezen. Haar tekeningen en bladspiegel zijn helder als het klaarste bronwater. Ze heeft tevens de neiging te experimenteren met ritme, tekstballons en alle andere stijlkenmerken van het stripmedium maar doet dat nooit zonder reden. Telkens weer weet ze die experimenten naadloos in te passen in het verhaal. Ik heb in deze comic verhaaltechnieken gezien die ik nog nergens anders ben tegengekomen, en dat wil wat zeggen.
Ik heb de hele reeks er in enkele weken doorgejaagd en zo viel ook op hoe snel McNeils stijl blijft verbeteren en groeien. Als je het eerste verhaal naast het laatste legt zie je een wereld van verschil qua kwaliteit en dat terwijl die eerste verhalen al een meer dan middelmatig niveau haalden.
Toch nog even een waarschuwing -die voor sommigen onder u hopelijk net een impuls tot lezen zal zijn- dit is geen makkelijke reeks. McNeil volgt nooit het pad dat rechtdoor loopt. De verhalen meanderen van personage naar personage en van subplot naar subplot. Vele gebeurtenissen of gebruiken legt ze ook niet uit, soms met de belofte dat ze dat later zal doen, soms ook niet. De verhalen zijn enorm gelaagd, veelal rijk aan tekst en het merendeel is niet wat het lijkt. In de gebundelde edities zijn achteraan voetnoten opgenomen waarin McNeil pagina per pagina, en soms plaatje per plaatje, toelichting geeft. Die voetnoten zijn een zeer handig instrument dat je als lezer zeker niet links mag laten liggen. “Finder” is ook geen reeks waar je door raast. Af en toe moet je het boek neerleggen om de inhoud te laten bezinken. Bezint dus eer ge hieraan begint.
Is dat allemaal geen belet voor u, houdt u van echte personages en mensen en van fictie die even grillig en onvoorspelbaar als het echte leven zelf is? Of misschien hebt u graag iets te lezen dat u tot denken aanzet door middel van intelligent en humorvol geconstrueerde metafictie? Dan raad ik u van ganser harte deze reeks aan.
Er kwamen van “Finder” van 1996 tot 2005, 38 aparte deeltjes uit. Die deeltjes bracht McNeil uit via een eigen uitgeverij, Lightspeed Press, en zijn amper nog te krijgen. Gelukkig geeft haar uitgeverij ook bundelingen uit. De bundelingen zijn, tenzij anders vermeld, softcovers.
- Sin Eater Vol 1. (nrs. 1-7)
- Sin Eater Vol. 2 (nrs. 8-14)
- Sin Eater compleet hardcover (nrs. 1-14 + nr. 22)
- King of the Cats (nrs. 15-18)
- Talisman (nrs. 19-21)
- Dream Sequence (nrs. 23-29)
- Mystery Date (Mystery Date nr. 1 & 2 Finder nr. 31)
- The Rescuers (nrs. 32-37)
- Five Crazy Women (nrs. 30 & 38 met materiaal van op de blog van McNeil)
McNeil vond vervolgens onderdak bij uitgeverij Dark Horse en zal niet meer via haar eigen imprint uitgeven. Dark Horse gaf prompt twee “Library Editions” uit van al haar werk en die zijn ten zeerste aan te raden:
- The Finder Library Vol. 1 (nrs.1-22)
- The Finder Library Vol. 2 (nrs. 23-38)
Een gevolg van deze edities is dat McNeil de stock die ze nog liggen heeft van de aparte bundelingen nu aan dumpingprijzen verkoopt:
Het blijft wel het voordeligste om de library editions te kopen maar we zijn hier ook om de compleetheidfreaks te dienen.
Na nummer 38 besloot McNeil om verder werk op haar blog te posten en de verhalen later meteen uit te geven in één boek. Er is al één zo’n boek gepubliceerd, eveneens bij Dark Horse. De verhalen op haar blog zijn doorgaans ongeïnkte potloodversies die ze pas inkt en afwerkt voor de boeken.
- Voice (materiaal van op de blog van McNeil)
Momenteel is McNeil aan twee verhalen bezig die later gebundeld zullen worden:
- Torch, te lezen op haar blog: http://www.lightspeedpress.com/
- 3rd World: te lezen in afleveringen in het magazine “Dark Horse Presents” en het eerste verhaal in kleur.
Geen favoriete scène deze keer omdat, door de verscheidenheid aan onderwerpen, niets echt representatief is voor deze reeks, omdat ik niet kan kiezen en omdat ik geen scans vind en mijn boeken niet kapot wil maken door ze zelf in te scannen.