Gedachtenschroom III

Deze column schrijf ik maandelijks voor Eeuwig Weekend.

De Malle Monnik

Cher zong het al: “If I could turn back time.” Oh, als we de tijd toch maar zouden kunnen terugdraaien om onze fouten ongedaan te maken! Dan zou ons leven rozengeur en maneschijn zijn en alle dagen een feest van heb ik je daar!

Spijtig genoeg is dat vooralsnog  niet mogelijk. Als je fouten maakt dan moet je daar maar mee om zien te gaan. Besef dat je fout was en vraag vergiffenis aan de betrokkenen, hopelijk krijg je die en dan hup met de beentjes en weer verder met het leven. Beetje opletten dat je dezelfde fout niet opnieuw maakt en alles komt weer goed.

Maar wat als je geen vergiffenis krijgt? De gedupeerde wil die niet geven misschien, je bent te koppig om erom te vragen of je fout had iets te maken met teveel drinken en hoofdschuddend de wagen inkruipen onder het brabbelen van: “Ik geraak wel thuis, geen zorgen!”

Dan ben je geneukt.

Ik was een jaar of twintig toen ik afstudeerde. Middelbaar onderwijs. Ik weet niet hoe dat in Nederland nu weer heet. Mavo? Navo? Laat het er ons op houden dat je normaal achttien jaar bent wanneer je het doet. Ik was dus twintig. Dat kwam door enkele andere foutjes. Foutjes waar ik al lang vrede mee had.

Dat laatste schooljaar was gedenkwaardig in alle aspecten maar het gedenkwaardigste was de camaraderie die ik deelde met 3 klasgenoten. Wat een jolig viertal waren we, dat elkaar door dik en dun steunde. Had Alexandre Dumas nog geleefd, hij had er een boek over geschreven.

Drie jongens en één niet onknap meisje. Dat begint al goed, niet? Natuurlijk waren wij, de drie jongens allemaal dolverliefd op haar. Maar dat wisten we niet allemaal van elkaar. Pubers. (en ja, ik reken mezelf als twintigjarige ook nog tot die categorie)

Van mezelf wist ik het wel uiteraard. Ik had echter een relatie met een meisje dat ik ook zeer graag zag. (en als je gelooft dat je niet van twee mensen tegelijk kan houden ben je waarschijnlijk nog een puber en heb je waarschijnlijk meer zin om te masturberen of in je vel te kerven dan om dit te lezen dus opgehoepeld) Dat hield me niet tegen om de grenzen van het flirten op te zoeken bij het meisje dat slechts “een vriendin” was.

Na heel wat geflirt daagde Gertrude, zo zullen we haar noemen in dit stuk, me uit om haar hand in de mijne te nemen. Zomaar. Om te lachen. Denkende aan mijn echt lief ben ik er niet op ingegaan. Toen later bleek dat mijn “echt” lief een paar maand aan een stuk in ons bed een kerel die in mijn top vijf van “grootste eikels in een straal van 200 km” stond neukte terwijl ik haar elektriciteitsrekening betaalde bleek dat een foute keuze. Op het moment zelf stond ik echter recht in mijn schoenen. Juij.

Van Aloïs, één van de mannen in ons viertal, wist ik ook dat hij Gertrude wel smaakte, want wij zeverden vaak over wie van ons twee haar hart zou kunnen veroveren. Al moet ik zeggen dat hij me niet overtuigde met zijn betoog. Alsof hij de hele situatie zag voor wat ze was: puberaal haantjesgedrag.

Dominiek, die ons viertal vervolmaakte, waar we niets van vermoedden, die we ook niet als een bedreiging zagen en die elke dag met Gertrude op de trein zat, bleek vervolgens, plotsklaps en vanuit het niets, haar liefje te zijn.

Allemaal goed en wel, even goede vrienden, ik dacht zelfs niet aan honden en een been. Aloïs en ik respecteerden Gertrude en Dominiek en waren oprecht blij voor hen. Kous en lied af.

Flash forward naar het einde van het schooljaar. We drinken en dronken nog wat meer en blijven gezellig slapen op een tweepersoonsmatras die op de zolder van de winkel van Gertrudes ouders winkel lag.

Gezellig in hetzelfde bed. Gezellig en niet erg want iedereen vertrouwt mekaar en dit was trouwens niet de eerste keer. Ik weet zelfs niet meer wie er allemaal in dat bed lag. Van mezelf ben ik zeker. Van Gertrude ook. Dominiek lag er alleszins niet bij. Maar misschien lag Aloïs wel aan de andere zijde van Gertrude. Doet er eigenlijk niet toe. Ik lag aan haar ene zij. Met een knoert van een stijve.

Puber zijn is eigenlijk waanzinnig zijn. Dus wat doe ik in plaats van te proberen slapen? In plaats van me op het toilet te gaan afrukken? Ik wrijf die stijve lul tegen haar dijbeen aan.

Ik vraag me nu nog steeds af hoe ik er mezelf toen van heb kunnen overtuigen dat dat ok was. Ik overtuigde mezelf ervan dat ik subtiel bezig was. De bedoeling was dat zij zou denken dat ik sliep. Wat verwachtte ik? Zelfs als ze ervan zou uitgaan dat mijn gerij tegen haar been een malle aanval van slaapwandelen was? Dat ze mij plotsklaps zou bespringen?

Toen er na, een hele tijd, dat mag ik wel zeggen, geen reactie kwam, heb ik de nood zelf gelenigd. Daar. Naast haar.

Het feit dat de druk van de ketel moest was vanzelfsprekend. Ik had op dat moment niet zomaar kunnen slapen. Maar ik heb het daar gedaan. Naast haar. Dat had toch ook in een andere kamer gekund?

Ik geef toe: ik heb jaren ervaring in stealth rukken onder de riem, mijn vader en ik deelden een kamer in mijn pubertijd, maar nogmaals: wat verwachtte ik dan? Dat ze niets zou merken? Of dat ze het niet erg zou vinden?

Het was de laatste dag van ons laatste jaar samen en zij woonde heel ver weg. Uiteindelijk waren we toch wel uit elkaar gegroeid vermoed ik.

Ik heb het nog proberen uitleggen, enkele dagen nadien, toen bleek dat ze toch opmerkzamer was dan ik had gedacht, en ik heb gesmeekt om vergiffenis, maar eigenlijk hebben we sinds die nacht geen deftig gesprek meer gevoerd.

Ik heb haar in de laatste acht jaar misschien drie keer in de vlucht gezien en steeds waren de paar gewisselde woorden pijnlijk oppervlakkig. Het feit dat we deden alsof er niets gebeurd was maakte de zaak des te pijnlijker.

En wat nu? Ik heb haar en één van mijn beste vrienden van toen verraden en gekwetst en draag dat al acht jaar mee. Soms denk ik: “Ach, het is niet alsof ik haar verkracht heb. Dat waren de domme acties van een stupide puber en onderhand heeft ze dat zelf ook wel door. Ze denkt er zelfs niet meer aan.”

Op andere dagen voel ik me nog steeds een gigantisch zwijn want ik geef nog steeds om haar en had haar liever verloren aan de geografische afstand tussen ons in. Laat ons hopen dat dat van mij een beter mens maakt.

Laatst zag ik haar terug op een reünie. Veel meer dan “hallo” en “dag” hebben we niet tegen elkaar gezegd. Dominiek was daar niet. Een gegeven waarin ik sowieso betekenis zag. Zij zag er goed uit. Ze was zwanger en ik was oprecht blij voor hen beiden.

Dit bericht werd geplaatst in Columns, Gedachtenschroom, Tekst en getagged met , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s