Gedachtenschroom I

Op 13 december debuteerde ik op de cultuursite Eeuwig Weekend met een column onder de titel “Gedachtenschroom”. Deze zal vanaf nu maandelijks verschijnen.

U kan wellicht uit de titel opmaken dat het hoofdthema schaamte zal zijn. Niet alleeen persoonlijke schaamte maar ook dingen waar wij, als mensheid, ons voor zouden moeten schamen komen aan bod.

In het kader daarvan had ik de redactie ook “Schroom afblazen”, “Tegen de schroom in” en “Zie ginds komt de schroomboot” voorgesteld.

U kan hier de eerste aflevering lezen.

Anale kloven

De fysieke evolutie van ons mensenras hinkt, in tegenstelling tot de technologische, zwaar achterop. We hebben nog steeds geen zesde zintuig dat ons feilloos vertelt waar de afstandsbediening ligt, noch beschikken we over allerhande biologische plug-in gaatjes om GSM, iPad of semafoon rechtstreeks met ons lichaam te verbinden.

Onze verre voorouders leden een zwervend bestaan, ik een zittend. Ik verzamel geen noten en vruchten maar woorden en zinnen.
Vandaar mijn verwijten aan het adres van de fysieke evolutie. Vandaar mijn vraag: “Waar blijft mijn stalen gat?”
Uren voor een computerscherm zitten leidt tot allerhande aandoeningen die, vreemd genoeg dan wel weer futuristische, aan cyborgs appellerende, namen hebben: een muisarm, computerogen, laptopballen en ga zo maar door.
Mijn persoonlijke ongemak luistert naar een minder tot de verbeelding sprekende naam: anale kloven. Ik ben ervan overtuigd dat tal van grote schrijvers aan deze kwaal of aan aambeien lijdt of leed. Waarom dacht anders u dat vele schrijvers rechtstaand schreven? Ernest Hemingway, Winston Churchill, Vladimir Nabokov, Thomas Wolfe, Leonardo Da Vinci, allemaal schreven ze aan een hoge tafel of katheder.

Nergens in de literatuur wordt er echter ook maar één zin aan deze duivelse kwalen gewijd. Laat staan dat een auteur remedies of tips beschrijft aangaande het bestrijden van dit euvel. Logisch ook, ik zie het interview met A. F. Th. of Renate Dorrestein al voor me.
Ik ben daarentegen bereid om uit de biecht te klappen. De wereld heeft het recht om te weten. Omdat ik zelf niet op de hoogte was van wat mijn kwaal nu juist inhield toog ik op zoek op het wereldwijde web. Daar vond ik alras:

“Anale kloven zijn kleine scheurtjes in het kontslijmvlies. Ze zijn minder frequent dan aambeien, maar de symptomen – zoals bloed in de stoelgang – zijn ongeveer gelijk.
Je zin in anale seks verdwijnt helemaal, zelfs gewoon naar het toilet gaan is al vreselijk pijnlijk.”

Die pijn kan ik beamen: alsof je een zee-egel uitkakt. Het bloeden was mij eveneens bekend, de eerste keer dat me vrolijk begroette op mijn velletje toiletpapier flitste even door mijn hoofd dat ik een grote jongen geworden was nu. Maar dat mijn zin in anale seks verdwenen zou zijn, dat kon ik niet beamen. Het enige wat ik daarvan kon denken was dat, als er ergens, in mijn onderbewustzijn, toch misschien een miniem beetje zin in anale seks rondspookte, het niet zo’n ramp zou zijn moest dat de plaat gepoetst hebben. Good riddance.
Van de remedies die mijn digitale medemensen me aan de hand deden werd de tube aambeienzalf het meest geprezen.

Ik ben niet van gisteren. Ik zag mezelf al staan in de apotheek, omringd door aandachtig luisterende buurtbewoners en roddeltantes, vragend naar een tube aambeienzalf. Ik zou eerst wel eens even een merknaam opzoeken. Een merknaam waarvan de fabrikant gezorgd heeft dat het de gewone leek perfect onschuldig in de oren klinkt. Ortisal, of Saviflex of zo.

Mijn eerste hit op Google leverde een meer plastische naam op: Anusol.
Verder waren er ook nog Ther-anal en Epi-anal zetpillen. Leuk.
Als je die laatste snel uitspreekt valt het misschien niet zo op waartoe ze dienen, maar ik durfde het risico op een gewiekste bijstaander niet te lopen. Wekenlang heb ik gezwoegd en gewrocht, gezocht en gezucht. Veel water gedronken, amper gegeten en veel zwaar bier gedronken om de viscositeit van mijn stoelgang tot een aangenamer niveau terug te brengen.

De uiteindelijke oplossing voor mijn probleem waaide me aan toen ik in de supermarkt een doosje tampons in mijn karretje deponeerde.
Blij gemutst toog ik naar Meneer de apotheker, stapte met fier opgeheven hoofd naar binnen, groette onze buren, de pastoor en onze binnenhuisarchitect, die braaf stonden aan te schuiven om zichzelf een medicijn aan te schaffen en riep: “Beste apotheker, mijn lief heeft last van anale kloven! Wat raadt u haar aan?”

Dit bericht werd geplaatst in Columns, Gedachtenschroom, Tekst. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s