Recensie: Sjef van Oekel Omnibus nr. 2 – Wordt het toch nog gezellig…

Doldwaas

Sjef van Oekel is een fenomeen dat in Vlaanderen niet zo bijster bekend is en de naam “Wim T. Schippers”, zijn bedenker, zegt u misschien ook weinig. Televisiemaker (De nationale wetenschapsquiz), radiomaker (Ronflonflon met Jaques Plafond), beeldend kunstenaar (Het is me wat) en dus ook stripscenarist, Schippers is van vele markten thuis. En als die zaken geen belletje bij u doen rinkelen dan kan ik u nog altijd meegeven dat de man ook de Nederlandstalige stem inspreekt van Ernie, Kermit de Kikker en Graaf Tel van Sesamstraat…

Sjef van Oekel ontstond begin jaren 70 als televisiefiguur, bedacht en geschreven door Schippers en gespeeld door de komiek Dolf Brouwers. Van Oekel sloeg zo hard aan dat hij tegen het midden van de jaren 70, na twee shows als nevenpersonage, een nieuwe, , volledig rond hem opgebouwde show kreeg: “Van Oekel’s Discohoek”. Vooral de jeugd kon Sjef wel smaken. Dat hij constant taboes en sociale conventies met de voeten trad zal daar wel één en ander mee te maken gehad hebben.

Niet lang nadien volgde een reeks strips, getekend door Theo van den Boogaard. De strips zijn al geruime tijd uit print maar vorig jaar verscheen uiteindelijk een eerste omnibus van van Oekel. En hier, vrij kort nadien, hebben we dan de tweede.

Schippers en van den Boogaard lijken doorgaans even nonchalant en impulsief te werken als hun stripfiguur in het leven staat aangezien er geen lijn te trekken valt in de avonturen van van Oekel. Een hele hoop strookjes, dan iets van een pagina, soms een verhaal van enkele pagina’s en dan weer iets dat plotloos doordendert, tientallen pagina’s lang, vervolgens abrupt stopt om in een volgende aflevering weer complexloos van gang te gaan. (in de originele indeling van 35 jaar terug, hier kan u lekker doorlezen uiteraard)

Het personage zelf valt niet onder één noemer thuis te brengen. Hij lijkt geen familie te hebben, er zijn geen terugkerende bijfiguren, hij heeft geen verleden, heeft geen vaste woonplaats,… Met andere woorden: dit boek is chaos. Maar o zo prachtig georchestreerd!

Valt er dan ergens een lijn in te trekken? Van Oekel is een man, de middelbare leeftijd gepasseerd, steeds deftig in het pak, mét vlinderdas, hij is vuilgebekt, irrationeel, opvliegend, dramatisch en ongeëvenaard hilarisch. Het lijkt of deze strip één ellenlange stream of consciousness van de makers is. Gelijk wat van Oekel aan het begin van een strookje of verhaal doet: eten, winkelen, een wiel aan de auto vervangen, je weet dat de boel op groteske wijze zal escaleren. Er vallen slachtoffers in deze strip.

Wat men in het Nederland van het jaren 70 taboedoorbrekend vond is dat nu, met een seksuele moraal die erop lijkt achteruit gegaan te zijn in vergelijking met toen, zelfs misschien opnieuw. Er wordt heel wat gevogeld en er zit heel wat frontaal naakt in de strip: volwassenen, kinderen en dieren. Een beetje frontaal naakt, daar kunnen we wel tegen, maar het zijn doorgaans de situaties of de manier waarop de personages daarmee omgaan die voor geschuifel zouden kunnen zorgen als bepaalde mensen deze strip in de zweterige handjes krijgen.

De humor gaat eveneens alle kanten op maar kent drie sleutelwoorden: slapstick, woordgrapjes en absurdisme. Allen zo goed geëxecuteerd dat ze indertijd algauw gezien werden als visitekaartjes van de strip.

Al deze snakerijen worden prachtig in beeld gezet door van den Boogaard. De man is duidelijk een striptekenaar van de oude school, in die zin dat hij alles in de strijd gooit om zijn figuren zo expressief mogelijk te maken: overdreven poses, zweet-, snelheids- en andere lijntjes, sterretjes die rond de hoofden draaien na een zware smak: de man grabbelt lustig in de alaambak van de stripmaker.

Dat doet hij in een eigen versie van de klare lijn die ik, heiligschennis, interessanter vind dan die van Hergé. Okay, Hergé mag dan de Coppola onder de stripmakers geweest zijn, maar van den Boogaard is dan wel de Spielberg. En dat mag ook wel eens. Van den Boogaard staat garant voor dynamiek, explosies en spektakel. Niet zelden eindigt een verhaal op een plaat die twee pagina’s bestrijkt en waarop men, in een extreem vogelperspectief, een gigantisch schouwspel overziet. Meestel gaat het over gebeurtenissen die van Oekel in gang heeft gezet, een kettingbotsing of zo. Elke keer wanneer ik zo’n plaat onder ogen krijg valt mijn mond open en ben ik enkele minuutjes zoek met het in me opnemen van alle kleine details en alle afgebeelde personages. Meesterlijk.

De kleuren mogen er ook wezen en, hier is hij weer, werden verzorgd door Hergé’s vaste inkleurster: France Ferrari. U weet wat dat betekent: heldere, aangename en met de hand ingekleurde platen.

Het boek wordt afgesloten met meer dan 60 pagina’s onverschenen strips, schetsen, een artikel over de geschiedenis van de strip, lezersbrieven van in de tijd dat de strip wekelijks in de “Nieuwe Revue” stond en nog resem andere extra’s. Het leukste van die parafernalia vond ik de hommages die andere tekenaars aan van Oekel hebben opgedragen. Zo staan er onder andere tekeningen in van Hanco Kolk, Kim Duchateau en Joost Swarte.

Als u van esthetische anarchie en bandeloos entertainment houdt dan zal de frase “waar voor uw geld” zelden minder waar geweest zijn.

Sjef van Oekel Omnibus nr. 2 – Wordt het toch nog gezellig…

Tekst: Wim T. Schippers

Tekeningen: Theo van den Boogaard

Kleur (voor het grootste deel): France Ferrari

De Vliegende Hollander

Advertentie
Dit bericht werd geplaatst in Recensies, Stripelmagazine en getagged met , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s